-
1 alcohol
1 [ook scheikunde] alcohol♦voorbeelden:verslaafd aan alcohol • addicted to alcoholeen drankje zonder alcohol • a non-alcoholic drink -
2 derivaat
-
3 formule
♦voorbeelden:1 de formule van water is H2O • the formula for water is H2Oeen voor beide partijen aanvaardbare formule • a formula agreeable to both partieseen veel beproefde formule • a (tried and) tested formulade geijkte formules • the standard formulas -
4 kamertemperatuur
1 [ook scheikunde, natuurkunde] room temperatureVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > kamertemperatuur
-
5 passief
♦voorbeelden:1 passieve handelsbalans • adverse/unfavourable balance of tradede passieve vorm • the passive (voice)iets passief moeten afwachten • be forced to await eventspassief roken • passive smoking -
6 symbool
-
7 neerslag
1 [regen, sneeuw, hagel] precipitation ⇒ 〈 regen ook〉 rain, rainfall, 〈 hagel〉 layer, 〈 sneeuw ook〉 fall4 [neerwaartse beweging] downstroke♦voorbeelden:1 de jaarlijkse hoeveelheid neerslag • the annual precipitation/rainfallradioactieve neerslag • radioactive dust, fall-outde wetgeving moet de neerslag zijn van de publieke opinie • legislation should reflect public opinion -
8 zuur
zuur1〈 het〉1 [wat zuur is] ±pickles ⇒ pickled vegetables/onions/ 〈enz.〉4 [scheikunde] acid♦voorbeelden:2 het zuur hebben • have heartburn, suffer from acid stomach————————zuur21 [met betrekking tot een smaakgewaarwording] sour4 [scheikunde] acid♦voorbeelden:de melk is zuur • the milk has gone Boff/ Abad/has turned sourdat is zuur voor hem • that's hard on himzuur kijken • look sour -
9 periodiek
periodiek11 [uitgave, tijdschrift] periodical ⇒ 〈 jaarlijks ook〉 annual, 〈 maandelijks ook〉 monthly, 〈 wekelijks ook〉 weekly, 〈 driemaandelijks ook〉 quarterly2 [salarisverhoging] increment————————periodiek2♦voorbeelden:aan periodieke onthouding doen • use the rhythm methodhet komt periodiek terug • it recurs at (certain) intervalsperiodiek terugkerende ziekten • recurrent illnessesII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [scheikunde] periodic(al)♦voorbeelden: -
10 verdichten
♦voorbeelden: -
11 verbinding
2 [relatie] connection3 [mogelijkheid tot verkeer] connection6 [met betrekking tot telefoon] connection♦voorbeelden:1 een verbinding tot stand brengen • establish/make a connection/link2 zich in verbinding stellen met • get in touch/contact withde verbindingen met de stad zijn uitstekend • 〈 het vervoer〉 connections with the city are excellentde verbinding werd verbroken • 〈 ook〉 we/they were cut off -
12 verzuren
2 [een zuurpruim worden] sour ⇒ become sour/bitter♦voorbeelden:die wijn is verzuurd • that wine has gone to vinegarII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
13 afbreken
♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 [slopen] pull down, demolish ⇒ break/tear down 〈schutting e.d.〉, 〈 aan stukken slaan〉 break up, 〈 ontmantelen〉 dismantle, 〈 ontmantelen〉 take apart, take down 〈 tent〉4 [figuurlijk] [afkraken] heavily criticize♦voorbeelden:woorden afbreken • break (off) wordseen bloem van haar steel afbreken • break a flower off its stalkde wedstrijd werd afgebroken • the game was stoppedafbrekende kritiek • scathing criticism♦voorbeelden: -
14 bad
1 [badkuip; water] bath2 [scheikunde, techniek, technologie] [ook in samenstellingen] bath3 [zwembad] pool♦voorbeelden:een bad nemen • have a bathde baby in bad doen • bath the babykamer met bad • room with bath -
15 binden
2 [boeien] tie (up)4 [in zijn vrijheid beperken] bind5 [boekwezen] bind6 [dik maken] thicken♦voorbeelden:hij weet zijn personeel aan zich te binden • he knows how to hold on to his staffII 〈wederkerend werkwoord; zich binden〉1 [een verplichting op zich nemen] commit oneself (to) ⇒ bind/pledge oneself (to)2 [figuurlijk] [een band smeden] be a bond♦voorbeelden: -
16 boor
-
17 eenwaardig
♦voorbeelden: -
18 evenwicht
1 [gelijk gewicht, ook figuurlijk] balance2 [scheikunde] equilibrium♦voorbeelden:geestelijk evenwicht • mental balance〈 natuurkunde〉 labiel/stabiel/onverschillig evenwicht • unstable/stable/neutral equilibriumwankel evenwicht • unsteady balancezijn evenwicht bewaren/verliezen • keep/lose one's balance〈 figuurlijk〉 het evenwicht verstoren • disturb/destroy the balancehet juiste evenwicht vinden • achieve the right balanceiets in evenwicht houden • keep something balancedin evenwicht staan/blijven • be/remain balancedin evenwicht zijn • be (well-)balanced/in equilibriumniet in evenwicht zijn • be unbalancedhet evenwicht tussen • the balance betweenzijn evenwicht kwijt zijn/raken • have lost/lose one's balance -
19 fase
-
20 gel
- 1
- 2